Raapstelen zijn voor ons een echte lentegroente en we zijn er dol op! Raapstelen zijn in feite beginnetjes van Chinese kolen of raapjes, maar daar zie je helemaal niets van, omdat we ze in een heel jong stadium al eten. En ze zijn ook speciaal veredeld om dit doel te dienen, dus ik denk niet dat de raapsteel van tegenwoordig nog echt uit zou kunnen groeien tot kool. Raapstelen slinken enorm als je ze kookt, dus rauw verwerken in een stamppotje of een risotto is een goed idee, al is gekookte raapsteel met een gepocheerd eitje ook erg lekker, maar dan heb je flink wat nodig. Laat ze niet te lang in de koelkast liggen, ze zijn niet zo goed bewaarbaar. Schoonmaken gaat handig als je, met het elastiekje nog om het bosje,  wortelvoetjes en lelijke blaadjes verwijdert, daarna haal je het elastiekje er af en zwiep je het bosje grondig door een bak water. Daarna zwiep je het water eruit. Op deze manier wordt het niet zo’n warboel en kan je makkelijker snijden. Ook lekker is een salade met een romige dressing van ½ yoghurt, ½ mayonaise. Appeltje, eitje, geroosterde pitjes, een raapsteelsalade is zo gepiept. Tomaat en avocado zijn ook lekker trouwens.
Wij kozen voor een lente-groene risotto en aten er een stukje gebakken vis bij. Lekker met een sausje van 1 el gehakte kappertjes, 5 zongedroogde tomaatjes, 2 el balsamico en 2 el olijfolie. En een partje citroen erbij!