Klop 100 g boter met 50 g suiker en een snuf zout zacht in een kom of keukenmachine. Breek het ei erboven en meng erdoor. Voeg de bloem er beetje bij beetje toe. Kneed tot een mooie deegbal en leg die afgedekt minimaal 30 min. in de koelkast. Vet de taartvorm in en verwarm de oven voor op 180°C. Was de rabarberstelen en snijd in gelijke stukjes, ongeveer 1 cm dik. Maak nu de karamel – niet moeilijk, maar hou je aandacht erbij!  Doe 150 g suiker en 40 ml water in een steelpan. Roer even door en leg de 50 g boter vast klaar. Zet de steelpan met suiker op een laag vuurtje. Blijf roeren, zodat de suiker oplost tot het geheel gaat koken. Zodra het mengsel kookt, roer je niet meer, ook al denk je dat het niet goed gaat. Het suikerwater gaat lekker borrelen en na een paar minuten (ik vond dat best lang duren) gaat het licht kleuren. Als het aan de ene kant van de pan wat sneller bruin kleurt dan aan de andere kant, rol je de pan zachtjes rond aan de steel, zodat alles zich mooi vermengt. De truc van karamel is de juiste kleur: te lichtbruin = nog geen smaak, te donkerbruin = bitter en niet lekker. Dat is oefenen en op je gevoel afgaan. Als jij denkt dat de karamel de juiste kleur heeft, haal je de pan van het vuur. Wacht een paar seconden en voeg dan de klont boter toe. Die wordt snel opgenomen en dat pruttelt flink. Nu is je karamel klaar. Giet ‘m meteen in de ingevette taartvorm en leg ook meteen de rabarber stukjes erop. Haal het deeg uit de koelkast en rol het uit tot een plak die past over de taartvorm. Bekleed de vorm op het deeg, stop de randjes lekker in. Bak in ongeveer 25 min. goudbruin en laat ‘m in de vorm afkoelen. Neem een bord, leg dat op de vorm en keer ze samen om.