Snijd behoedzaam de onderkant van de kool een klein plakje af, de bladeren moeten vast blijven zitten. Pluk ook lelijke bladuiteinden weg. Snijd de kool voorzichtig, door de kern heen, in 4 kwarten. Was in een ruime bak water, je kunt voorzichtig tussen de bladeren wrijven. Was eventueel een tweede keer en laat zo goed mogelijk uitlekken, voorzichtig een beetje zwiepen kan ook. Dat er een paar stukjes blad afbreken is onvermijdelijk en niet erg, die gebruik je ook. Boen het stukje gember schoon en snijd in zo dun mogelijke plakjes, als je een stengel hebt, neem je ook een stukje stengel mee. Hak het zo fijn als je kunt. Roer de azijn in een niet te klein kommetje met het zout, zoetstof naar keus, wat versgemalen peper en de kurkuma tot het zout is opgelost. Voeg de stukjes gember toe en 3 el olijfolie en roer goed. Vet een bakplaat met 1 el olijfolie in. Hak eventueel losse stukken blad in grove stukken en hussel met 1 of 2 lepels marinade om op de bakplaat, maak een hoopje in het midden. Bedruip de kwarten kool met de marinade: lepel een beetje tussen de bladeren, terwijl je het kwartje boven het kommetje houdt. Leg de kwarten op de gesneden kool. Een restant marinade verdeel je ook over de kool en dit laat je minstens één, maar liever 2 uurtjes staan, ik dekte het even af met een deksel. Verwarm de oven voor op 200°C. Bak de koolkwarten 35-40 min. in de oven. Een eventueel verbrand randje is niet erg: dat snijd je voor het serveren wel weg, als het te hard gaat, leg je er een bakpapiertje over. De baktijd is een beetje afhankelijk van de grootte van de kool. Prik even met een scherp mesje door het hart van de krop, als hij er zonder moeite doorheen gaat is hij gaar. Serveer met bijvoorbeeld rijst of een zachte puree van aardappel met pompoen.