Met de juiste aanpak valt het allemaal reuze mee. Er zijn twee methodes: eerst koken, dan schillen, of eerst schillen en dan koken. De makkelijkste methode vind ik van te voren schillen. Spoel het meeste zand eraf en schil ze, eventueel met handschoenen aan, in een bak met water of onder de stromende kraan met een dunschiller (of kaasschaaf!). Snijd boven- en onderkant eraf en snijd in de gewenste lengte. Leg ze meteen in water met een scheutje citroensap of azijn om verkleuring te voorkomen. Kook ze in dit water, of in water met een scheut melk, in 15-20 min. goed gaar, afhankelijk van de dikte van de schorseneren. Je kan ze ook schoon boenen, koken en dan pas de schil eraf stropen, de smaak is dan een beetje minder zacht.  Kook ze 15 à 20 min. in ruim water, houd onder de koude kraan, stroop de schil eraf en snijd eventuele zwarte “pitten” er uit. Eventueel kun je ze nog nastoven in een melksausje of gratineren in de oven.
Schorseneren zijn heerlijk met gebakken paddenstoelen en pesto, met een kaassausje, kerriesausje, of wat citroensap en peterselie. Of serveer als asperges met boter, ham en eieren. En in een soepje zijn ze dus ook heel erg lekker!